Verhaal

Verzameling van de afleveringen die op de frontpage zijn verschenen.

Kerstverhaal

De straten waren leeg en verlaten. Glimmende stenen van het nat. Hij liep door de goot en kreeg natte voeten maar het deerde hem niet. Achter de ramen zag hij ze zitten. Met kaarsen en bergen eten. Wijn vloeide. Rode wangen van warmte en genot. Als ze wisten dat hij hier liep zouden ze schrikken maar ze wisten het niet. Te druk met elkaar, vol van zichzelf. Hij liep door de rioolput zijn huis in. Morgen zou het feest zijn.

Het was warm binnen. Het bovenste knoopje van zijn blouse stond open en zijn stropdas zat los. Vaag hoorde hij de gesprekken om zich heen. Iets teveel gedronken. Zijn vrouw had het wel gezien maar niets gezegd. Gaf niets. De bedden stonden toch in andere kamers en de buitenkant was pure schijn. Iedereen was gelukkig zo leek het. Hij bedacht zich dat het morgen over was. Allemaal. De koffer onder zijn bed was gepakt, het ticket lag klaar. Morgen lonkte de vrijheid.

Nachtdienst. Hij keek langs de monitoren. Geen hond op straat, alleen een vette rat die door de goot liep en uit het beeld van camera 15 verdween. Zinloos, hier te zitten. 14 etages eenzaamheid. Een wereld van lange gangen en gesloten deuren. Over een kwartier moest hij bij checkpunt 7 zijn met zijn pas. Hij draaide een rondje met zijn stoel. Keek nog eens alle beelden langs. Leeg en stil. Normaal waren de nachtdiensten wel leuk. Soms draaide hij camera 3 wel eens naar de flats tegenover. Een kijkje in andermans leven. Vanavond niet. Hij zou nu de feesten zien, dus vandaag liever niet. Hij dacht aan zijn vrouw die nu wel zou slapen. Hij stond op voor zijn ronde. Morgen zou hij bij haar kruipen en genieten van haar warmte.

In het donker keek ze naar buiten. Alle licht in huis was uit. Ze draaide het glas langzaam rond zodat er een kleine wervel in de wijn kwam. Nog 1 slok. Ze pakte de fles van de salontafel en schonk zichzelf bij. Liep weer naar het raam. De nachtwaker van tegenover stond net op. Weg van zijn camera’s bedacht ze. Maar ze liet het licht uit, het was wel goed zo. Een verdieping lager stond de muziek net iets te hard. Gaf niets want het was een speciale dag en ze kon toch niet slapen. Ze keek naar de lege hal tegenover. Straks zou hij weer terug komen. Een rondje draaien op zijn stoel. Een leuke man, vast getrouwd, maar nu heel eenzaam. Ze vroeg zich af wat hij allemaal van haar had gezien voordat ze ontdekte dat die ene camera soms wel heel raar stond. Even speelde ze met die gedachte. Ach het gaf niets. Morgen was ze weg zonder te pakken.

Zijn stropdas was nu af. De visite was weg. Zijn vrouw had hem nog eens bijgeschonken, zowaar met een lach. Ook vanavond was de schijn weer opgehouden. Het was warm. Te warm. Hij verontschuldigde zich, stond op en moest zich vasthouden aan zijn stoel. Dat “iets” was nu gewoon te veel geworden. Hij liep naar de achterdeur. Frisse lucht. Met een klap vulde het zijn longen en viel de kou op zijn gezicht. Hij ging zitten op het bankje, rug tegen de ijskoude muur. Haalde diep adem en sloot zijn ogen.

Ze draaide zich om toen hij in bed kwam liggen. Koud kroop hij tegen haar aan. Lepeltje, lepeltje. Slaperig vroeg ze of alles goed was gegaan. “Niks bijzonders, heel stil” was zijn antwoord. Ze draaide met haar heupen en voelde dat hij wakker werd.

De koffer had ze op het bed omgekeerd. Hoe zorgvuldig was hij gepakt geweest. Ze had de spullen weer netjes in de kast gelegd. Hij zou er blij mee zijn hoe netjes het was. Het ticket was verscheurd en doorgespoeld. Jammer.

De taxichauffeur draaide de straat in. Het was vroeg. Ze hadden hem uit bed gebeld voor een leuke rit. De airco had de vrieskou uit de auto geblazen en op het dashboard knipperde het miniatuur kerstboompje gezellig in vele kleurtjes. Twee vrouwen stonden al te wachten. Geen bagage. Fijn! Hoefde hij ook de auto niet uit. Ze stapten achter in, twee knappe vrouwen. Wie had gezegd dat werken met kerst niet leuk kon zijn…? Op naar het vliegveld. In zijn spiegel zag hij hoe de vrouwen tegen elkaar aan kropen, het maakte hem niet minder blij.

Twee tuinen had hij al gehad en het viel wat tegen. De grijze containers waren goed gesloten. Wat kruimels had hij gevonden maar dat was niet genoeg. Misschien ging het tegenvallen dit jaar. Een windvlaag deed hem knijpen met zijn ogen. En toen rook hij het… in de derde tuin zat zijn feestmaal klaar…

Zo warm de nacht (zwdn 1)

Misschien had het wel later mogen worden. Met zijn handen in zijn zakken liep hij verder, langs de branding naar de lichtjes in de verte. Vissersbootjes klotsten in het water. Tegen de rand van de duinen zag hij nog net een stelletje bewegen. Een gevoel van verlangen bekroop hem. Het had later moeten worden! Een boze traan liep langs zijn wang.

zwdn 2

Ze stond op het balkon van haar kamer. Op kousevoeten, blouse uit haar rok, een glas te dure wijn in haar hand. 11 hoog. Uitzicht over het strand. Beneden lag het zwembad in een zee van blauw licht. Ze staarde naar de poppetjes in het water en het leek alsof het zwembad steeds groter werd. Ze schudde haar hoofd. Haar kamergenote had haar koffer op het bed gegooid, zich razendsnel omgekleed en was uit gegaan. Uniform netjes opgehangen, dat weer wel. Pilotenvoer…

In de verte schoot een lichtstraal langs de hemel waarvan de donder nooit aan zou komen. Een vleug warme wind blies een flap van haar blouse omhoog en streek over de huid van haar buik. Vreemde tinteling. Ze wist wat er ging komen. Straks kwam de regen, bakken vol zoals ze al zo vaak had meegemaakt. Ze draaide zich om en liep naar binnen. Omkleden. Makkelijke kleding, eindelijk. Sportief, blote voeten in haar sneakers. Haar haar maakte ze los.

De lift stopte met een zucht en een “ting”. Een groep roodverbrande Engelsen zweeg opeens en stapte uit. Zij stapte in. Een zacht fluitje was de start voor meer geroezemoes terwijl ze de deuren liet sluiten. In de rookspiegel van de lift zag ze pilotenvoer. ‘Niet meer’, dacht ze. De onschuld was verdwenen. Buiten liep ze naar het strand met in de verte de regen. Ze glimlachte, versnelde en liep langs het water de wolken tegemoet.

zwdn 3

Hall & Oates klonk uit de speaker toen ze binnenkwam in de bar. “Man-eater”. Hij lachte haar toe, zelfverzekerd. Morgen zou hij een krasje op de achterkant van zijn dasspeld kunnen zetten. Naast alle andere. Het was zo makkelijk. Wat drinken, wat flirten, wat stoere verhalen over moeilijke landingen, een loze belofte over vliegen met zijn tweeen. Als ze net dronken genoeg was zou hij haar meenemen…

Ze voelde de koelte voor de eerste druppels uit. Een grijze muur van water kwam op haar af. Niets lekkerders als een tropische regenbui. Ze stond stil en spreidde haar armen, sloot haar ogen en deed het hoofd in de nek. Verkoelend water, wassend water spoelde alles weg. Het was een nieuw begin. Ze begon weer te lopen terwijl de regen minder werd. Haar shirt plakte aan haar lichaam, schoenen sopten zacht. Uit. Op blote voeten verder langs de waterlijn. Vrij tot ze in de verte een grijze gestalte zag.

zwdn 4

Ze dronk maar langzaam en hij was bang dat het vanavond niet ging lukken vanavond. Jammer, want ze was mooi. Hij bestelde zichzelf nog een whiskey, de laatste. Zij wilde niets meer en keek hem lachend aan. Het gaf hem hoop, misschien was de avond nog niet verloren. Hij klokte de drank naar binnen. Er kwam geen gloeiend gevoel meer. Ze wilde wandelen, op het strand, na de regen terwijl de warmte de frisheid weer verdreef. Opstaan en arm aanbieden. Ze accepteerde de arm en bood hem lichte steun terwijl ze naar buiten gingen, lachend om een loze grap.

De regen had hem doorweekt. De traan weggespoeld en zijn handen schoongewassen. Soms had je geluk. Soms had je veel geluk. Hij had haar zien staan voordat zij hem zag. Armen gespreid in de regen, genietend. Haar natte shirt kleefde tegen haar lichaam, ze zou zich kwetsbaar voelen wanneer ze hem zag. Mooi, voordeel. Vannacht ging toch nog langer duren!

Samen liepen ze naar de waterlijn, een beetje zwabberend, over het natte zand. De zwoele warmte was al weer terug en het water was warm aan haar voeten. Zwmmen? Ze trokken hun kleding uit. Ze zag dat de drank alleen invloed had gehad op zijn loopvermogen. Ze lachte, dat was eigenlijk toch het belangrijkste. Hij trok haar het water in, naar zich toe, wilde kussen. Buikdiep water. Ze draaide zich en gaf toe…en meer, alsof ze struikelde. Met de lippen op elkaar onder water. Verrukkelijke worsteling terwijl hij op wilde staan maar niet kon, uit balans, op zijn rug. Ze haalde adem en ging terug keek in de verbaasde open ogen. Een laatste kus terwijl hij wegdreef… vissenvoer.

zwdn 5

De grijze gedaante werd snel groter. Kwam dichterbij, steeds sneller, steeds zekerder. Ze had de twijfel maar heel even gezien. Twijfel die nu duidelijk weg was. Ze deinsde terug, wilde eigenlijk hard wegrennen. Maar het was te laat, ze liep naar voren… misschien zou hij haar voorbij lopen. Nu bleef hij voor haar staan. Harde ogen, verward haar. Zonder te spreken pakte hij haar pols en trok haar mee. Terug naar waar hij vandaan kwam. Ze vocht niet, liet zich slepen, struikelend, af en toe rennend terwijl hij zijn pas versnelde.

Hij had haar! Ze was van hem, hij voelde het. Geen verweer, machteloosheid. Mooi. Een bijna verloren nacht werd ingehaald. Dit maal zou hij voorzichtiger zijn. Zijn adem begon te stoten..rustig! Rustig! Zelfde plek, een goede plek. Hij zou meteen kijken of de regen niks had weggespoeld. Het zou wel leuk zijn een hand boven het zand ofzo… het zou haar angst vergroten, haar verder verzwakken. Ja, het zou toch echt nog een mooie nacht worden als hij voor de tweede keer in brekende ogen keek.

Terug in het hotel ging ze naar boven. Niemand die haar zag, zelfs de receptie was verlaten. De kamer was leeg, haar kamergenote was zeker even weg. Douchen, schoon zoet water stroomde over haar huid. Zout naar beneden, zand in de douchebak. Met een handdoek om haar haar liep ze weer de kamer in, hing haar uniform in de kast en ging op bed liggen. Wachten, want ze zou zo wel komen.

Hij was nu heel zeker van zichzelf, ze voelde het. Elke beweging was overwogen en ze wist wat er ging komen. Hij trok aan haar kleren, een ijzeren hand om haar hals. Het koord in haar hand zou hij niet missen. Met een lach dwong hij haar gezicht naar links, daar had hij gegraven. Een jurk, arm, dode ogen vol met zand. Paniek! Ze haalde diep adem, zij niet! Terwijl hij op haar kroop sloten zijn handen om haar hals. Verweer! Zijn ogen werden kouder, zijn greep verhard… Met een soepele beweging sloeg ze het koord om zijn nek en trok. Trok hem dichterbij en keek in zijn ogen: niet ik! Jij!!

Het duurde lang voordat ze terug kwam. Het werd koud zo op het bed, ze kroop onder het laken. Ze had zoveel te vertellen. Zo veel moest worden gezegd. Dat er een nieuwe piloot moest komen, dat… slaap greep haar en ze draaide op haar kussen, “morgenochtend”, als ze niet wakker werd.

Met beide handen groef ze. Zand. Naast de dode ogen die ze voorzichtig gesloten had. Ze schopte hem de kuil in, gezicht naar beneden en bedolf ze beiden. Gelukkig was het makkelijk gegaan. Alleen maar verbazing bij hem, bevroren op zijn gezicht. Geen wraak of razernij bij haar, slechts volle overtuiging.Het zand weer netjes liep ze naar het water. Spoelde zichzelf af en liep terug. Terug naar de lichten, terug naar het hotel.

Ze had liggen woelen dat was te zien. De handdoek om haar haar was losgegaan, ze lag in een krans van haren, haar lichaam half bedekt. Ze merkte niet dat haar kamergenote binnenkwam en douchte. Ze schoof wat op en kroop tegen haar aan toen ze bij haar kroop in bed. Samen sliepen ze in omarming, slaap van geliefden, net ontdekt.